Nakijken en fouten

Omgaan met fouten op een positieve manier

Ieder mens maakt fouten, zeker als je iets probeert te leren. Fouten tijdens het leerproces moeten daarom niet al te zwaar worden opgevat. Elke leerling moet daarom weten dat het heel normaal is dat hij/zij fouten maakt. 
Hoe reageer jij wanneer een leerling een fout antwoord op jouw vraag geeft?

Enkele goede opmerkingen zijn:

  • je zit in de buurt
  • ok, wie kan dit nog aanvullen / wie had iets anders in gedachten? Later aan de leerling vragen: begrijp je het?
  • het is niet goed, maar hoe kom je eraan?
  • waarom denk je dat?
  • goed dat je het probeert! Maar het is iets anders...
  • fijn dat je je vinger opsteekt!

 

Nakijken

In nakijken kan veel tijd gaan zitten. Wees je er daarom goed van bewust waarom je nakijkt en of je al het werk van de leerlingen zelf na wilt kijken. Stel voor jezelf een doel waarom je het werk van de leerlingen nakijkt.

 

  • Wat wil je hiermee bereiken voor jezelf en voor de leerlingen?
  • Kijk je al het werk elke dag na, kijk je regelmatig werk na of steeksproefgewijs?
  • Kijken de kinderen hun eigen werk na of kijk jij zelf alles na?

 

Realiseer je dat het proces belangrijker is dan het product. Hoe is een kind tot een bepaalde oplossing gekomen en hoe kan het komen dat het antwoord niet goed is?

Leer de kinderen dat fouten maken mag en leer de kinderen van hun fouten te leren. Geef bijv. nagekeken werk terug en laat de kinderen de fouten verbeteren of bespreek met een leerling die iets niet begrepen heeft de opdracht nog eens. Pas dan heeft het effect om het werk na te kijken. De leerlingen hebben er iets aan.

Tips:

 

  • kijk niet na met rood, deze kleur komt bedreigender over dan andere kleuren.
  • Denk erover na hoe je fouten aangeeft. Zet je een dikke streep dwars door het antwoord of een klein streepje onder de fout?
  • En schrijf tenslotte het aantal goede antwoorden onder de opdracht wanneer dat mogelijk is, bijv. bij een dictee.

 

Het zijn namelijk vaak de fouten die in school alle aandacht krijgen: "In je dictee wemelde het van de fouten". Nooit hoor je eens "je dictee wemelde van de goede woorden". In dat geval zeggen we "je hebt je dictee goed gemaakt, er zaten bijna geen fouten in. Waarom zou onder een rekenproefwerk niet gezet kunnen worden 24 goed i.p.v. 6 fout? Het lijkt misschien een subtiel verschil, maar er is een wezenlijk onderscheid. Wijs de leerlingen dus niet in eerste instantie op hun falen, maar op het behaalde succes.

Richt je vooral op wat het kind al goed kan en op het proces i.p.v. het eindproduct. Deze tips zijn van belang voor het voorkomen van faalangst bij leerlingen en het helpen van leerlingen met faalangst of onzekere leerlingen.

Idee:
Laat leerlingen bij rekenen af en toe samen het werk nakijken. Wanneer 2 leerlingen klaar zijn, gaan zij bij elkaar zitten. De leerlingen gaan hun antwoorden vergelijken. Ze krijgen geen antwoordenboek. Wanneer de leerlingen een verschil ontdekken, rekenen ze de som samen nog eens uit. Zo corrigeren de leerlingen hun eigen werk op een positieve manier. Ook leren de leerlingen meteen van hun eigen fouten. Ze zien wat ze verkeerd gedaan hebben.